Deze dure geneesmiddelen zouden ons zorgbudget steeds meer opeten. Het klopt allebei. Voor een simpel tabletje tegen cholesterol betaal je maximaal een cent, terwijl voor geneesmiddelen tegen zeldzame ziektes honderdduizenden euro’s kosten. Om deze prijsverschillen te begrijpen is het goed om kennis te maken met de levensloop van een geneesmiddel. Deze levensloop van het geneesmiddel heeft vier levensfases. Laten we ze langs lopen.

De geboorte van een nieuw geneesmiddel!

Het is zo ver! Na meer dan 10 jaar onderzoek, en gemiddeld genomen z’n 1,5 miljard euro aan investeringen, is er een nieuw geneesmiddel op de markt! Er worden vaak zo’n duizend moleculen onderzocht om één succesvol geneesmiddel te krijgen. Dat is nogal wat. Om al deze investeringen van fabrikanten aantrekkelijk te maken, krijgen deze zo’n tien tot vijftien jaar het alleenrecht (patent) op een geneesmiddel. Geen enkele andere fabrikant mag gedurende die periode hetzelfde geneesmiddel op de markt brengen.

De eerste fase: de monopoliefase

De periode waarbij de fabrikant het alleenrecht heeft, noemen we de monopoliefase. In die tijd kan hij zelf bepalen wat de prijs van het geneesmiddel is. Die prijs wordt vastgesteld aan de hand van de productiekosten van het geneesmiddel, de ontwikkelkosten, algemene kosten en winst. De ervaring leert dat fabrikanten van geneesmiddelen vaak behoorlijk wat winst maken op een geneesmiddel. Fabrikanten zeggen dat deze winst bedoeld is, om te investeren in onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen. Dit is maar deels waar. Men denkt dat zo’n 20% van de winst wordt besteed aan onderzoek naar nieuw geneesmiddelen. Het grootste gedeelte van de winst gaat naar de aandeelhouders van de geneesmiddelen. De meeste farmaceutische bedrijven zijn grote internationale op de beursgenoteerde bedrijven.

De overheid probeert natuurlijk de prijs van deze nieuwe, monopolie geneesmiddelen te drukken. Zo heeft de overheid geregeld dat de prijs van geneesmiddelen in ons land niet mag afwijken van de prijs van vier andere Europese landen (België, Frankrijk, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk). Ook heeft de overheid een zogenaamde sluis in het leven geroepen. Wanneer een nieuw duur geneesmiddel op de markt komt, gaat de overheid eerst in onderhandeling met de fabrikant over de prijs. Tot de onderhandeling afgelopen is, zit het geneesmiddel in de sluis en wordt het nog niet vergoed. Pas wanneer de overheid en de fabrikant een prijsafspraak hebben, wordt het geneesmiddel vergoed door de zorgverzekeraar. Deze sluis zorgt voor iets lagere geneesmiddelprijzen, al blijven extreem dure geneesmiddelen (ondanks de sluis) nog steeds bestaan. Deze hoge geneesmiddelprijzen van nieuwe geneesmiddelen zijn vaak in het nieuws.

Het hele artikel staat in ReumaMagazine 4-2024. Je kunt het hier lezen.