De Amerikaanse gezondheidszorg is geweldig! Als je een acuut probleem hebt, is er altijd plaats op de eerste hulp. Artsen gaan direct voor je aan de slag om uit te zoeken wat er aan de hand kan zijn. Hiervoor staat een waar arsenaal aan onderzoekstechnieken ter beschikking: CT-scan, MRI, een longfoto, zo nodig twee of meer, bloedonderzoek natuurlijk, maar ook diverse scopieën, biopsies en andere medische testen. Mocht de eerste arts het antwoord niet weten, dan wordt er een tweede bij gehaald, eventueel een derde en vierde. Wachtlijsten zijn er niet en verzekeraars doen niet moeilijk. Hoe vreemd de klacht ook mag zijn, de goede diagnose wordt altijd gevonden, waarna de patiënt meestal herstelt en zijn of haar oude leven weer kan oppakken.
Dit beeld rijst op uit het boek Diagnose van de Amerikaanse arts Lisa Sanders. Geen wonder dat er al twee tv-series zijn gebaseerd op haar verhalen. Maar laten we – voordat we vervallen in cynisme – eerst kijken wat de auteur in haar boek eigenlijk wil vertellen. Diagnose bevat zo’n vijftig ziektegeschiedenissen waarbij het lastig bleek de oorzaak van de klacht te achterhalen. De eerste medische onderzoeken leverden steeds niets op, en wat doe je dan als arts? ‘Soms moet je voor Sherlock Holmes spelen’, schrijft Sanders.