“Binnen het lab hebben we onze eigen onderwijsactiviteiten”, zegt Marije Koenders, assistent professor bij Radboudumc. “Zo zijn bijna al onze onderzoekers betrokken bij onderwijs binnen de opleidingen geneeskunde en biomedische wetenschappen. Maar lesgeven aan basisschoolleerlingen is natuurlijk heel andere koek. Dus daar hebben we een onderwijsprogramma voor moeten samenstellen. Het Wetenschapsknooppunt van de Radboud Universiteit (WKRU) heeft ons hierbij geholpen.”
Koenders vond het opstellen van het onderwijsprogramma geen gemakkelijk klus. “Omdat er nog geen onderwijsprogramma over reuma voor basisscholieren bestond, hebben wij zelf moeten uitdokteren hoe we dat het beste konden vormgeven. En dat vonden wij best lastig. Hier op het lab doen wij hele spannende dingen met celletjes en stofjes. Maar hoe breng je dat nu goed over aan leerlingen van groep 6, 7 en 8?”
Onderwijsprogramma in 2019 gestart
Het pilotproject is in 2019 gestart, heeft vanwege corona ruim een jaar stilgelegen en is eind 2021 weer opgepakt. Koenders, assistent professor Esmeralda Blaney Davidson en onderzoeker Martijn van den Bosch deden als gastdocent mee aan het project. “Het doel van ‘Wetenschap de klas in!’ was om leerlingen in contact te brengen met wetenschap. Wat is wetenschap nou precies? Wat doen wetenschappers? En kunnen de kinderen dat zelf ook? Dat zijn de vragen waaraan je moet denken”, somt Blaney Davidson op. “En herkennen ze wetenschap?”, vult Van den Bosch aan. “We begonnen de les vaak met de vraag of ze beroemde wetenschappers kenden, bijvoorbeeld Newton en Einstein. Daarna gaven we voorbeelden van recente ontwikkelingen. Denk aan de Ocean Clean-up en de Solar Challenge. Een heleboel kinderen kenden deze projecten. Maar ze wisten niet dat het wetenschap was. Daarna zijn we overgegaan naar meer dagelijkse situaties. Welke ontdekking is nu echt wetenschap? Als je bijvoorbeeld een kikker vindt op het schoolplein, is dat dan wetenschap of niet?”
Wetenschap begint bij nieuwsgierigheid
Hoe hebben de onderzoekers de lessen opgebouwd? Blaney Davidson: “Het eerste deel van de les ging over de vraag wat wetenschap is en hoe het in elkaar zit. Welke denkstappen maak je als je wetenschap beoefent? Je begint vaak met een vraag. Meestal uit nieuwsgierigheid, want daar begint wetenschap eigenlijk mee. Je wilt iets weten. Maar tussen ‘iets willen weten’ en ‘iets ontdekken’, zit een heel traject van verschillende stappen. En hoe pak je die stappen nu aan? Dat hele traject hebben we samen met de scholieren doorlopen. Daarna hebben we een voorbeeld uitgewerkt op het gebied van reuma. Uiteraard hebben we de vraag gesteld of de kinderen iemand met reuma kenden? En dan blijkt dat best veel kinderen iemand in hun omgeving hebben die reuma heeft. ‘Oh ja, mijn oma heeft ook een dikke knie!’, hoor je dan. Ze beseffen ineens dat het project waarover de wetenschappers in de klas komen vertellen, iets is dat ze zelf kennen. Iets dat in hun eigen wereld voorkomt.”
De kinderen voerden in de klas een experiment uit dat de onderzoekers zelf bedachten. De onderzoeksvraag was: ‘Kun je makkelijk lopen als je reuma hebt?’ Blaney Davidson: “We hebben reuma op een hele simpele manier nagebootst. Je kunt kinderen natuurlijk niet ziek maken. Maar je kunt wel een gewricht vastzetten, waardoor lopen lastiger wordt. Dat hebben we gedaan door stokjes rondom de knie van de kinderen te tapen. Ze merkten direct het verschil. Ook hadden we twee hele grote rollen papier meegenomen waarop ze met natte sokken een stukje moesten lopen terwijl hun knie vastzat. Zodat ze aan het patroon van hun voetafdrukken konden zien dat ze met een vastgezette knie heel anders gingen lopen.”
Beschadigd kraakbeen
Eén groep leerlingen heeft in plaats van het vastzetten van een gewricht een kraakbeenbeschadiging nagebootst. Blaney Davidson: “De onderzoeksvraag hierbij was: Kun je nog soepel bewegen als je kraakbeen is beschadigd? De kinderen hebben dat onderzocht met sponzen die ze over elkaar heen wreven. Als ze de sponzen eerst in afwasmiddel doopten, ging dat wrijven heel soepel. Dat was het gezonde gewricht. Om het beschadigde gewricht na te maken hadden ze de sponzen met zand of gruis bedekt. En dan konden ze voelen dat de oppervlakten van de sponzen veel stroever over elkaar heen bewogen. Je begrijpt zo beter wat er in zo’n beschadigd gewricht aan de hand is.”
Na het experiment mochten de kinderen zelf onderzoeksvragen verzinnen. Van den Bosch: “Die hebben ze op post-its geschreven en die hebben we verzameld op een hele grote muur. Sommige waren goed uitvoerbaar, andere helemaal niet. Is reuma besmettelijk? Hoe ontstaat reuma? Dat is natuurlijk dé vraag waar de hele reumawetenschap om draait. En die we helaas niet makkelijk kunnen beantwoorden. Kun je met reuma geboren worden? Ga je dood aan reuma? Maar ook hele praktisch vragen die voor de kinderen zelf belangrijk waren, zoals: kun je gamen met reuma? Of voetballen?”
De kinderen gingen vervolgens zelf in groepjes aan de slag met een vraag die zij wilden onderzoeken. Blaney Davidson: “We hadden een formulier gemaakt waarop ze een onderzoeksopzet konden uitwerken. Alle stappen die we eerder hadden uitgelegd, konden ze op dit formulier doorlopen.”
De experimenten zelf hebben de kinderen samen met de docent in de klas gedaan. Een aantal weken later kwamen de onderzoekers terug in de klas voor de presentaties. Blaney Davidson: “Presenteren doen wij natuurlijk zelf ook. Dat is de laatste stap: het delen van je resultaten met andere onderzoekers. Het was interessant om te horen hoe de kinderen zelf de invloed van reuma hadden ervaren op dagelijkse handelingen als fietsen, voetballen of gamen.”
Enthousiaste reacties
Vonden de kinderen het onderwijsprogramma leuk? Blaney Davidson: “Mijn jongste zoon zit op de laatste school waar we zijn geweest. Ik sta daarom nog wel eens op het schoolplein. Dagen na het project kwamen er nog kinderen spontaan naar mij toe om te vertellen hoe geweldig ze het vonden. En dat ze zoveel hadden geleerd. Van den Bosch: “Ook van docenten hebben we enthousiaste reacties gekregen. Zoals een juf uit groep 7 die ons liet weten dat ze de inzichten uit dit project zeker zou gaan gebruiken in toekomstige klassen. Zij was toevallig al bezig met het wetenschappelijk benaderen van dagelijkse situaties. Ze vond het heel interessant om te zien hoe wij dit project als onderzoekers hadden benaderd. Een aantal scholen hebben materialen van ons gevraagd om te gebruiken in de klas.”
Voor de wetenschappers zelf was het onderwijsprogramma ook een leerervaring. Koenders: “Vooral voor de jongere onderzoekers die misschien zelf nog geen kinderen hebben. Zij voelden zich soms heel erg voor de leeuwen geworpen. Het is natuurlijk ook een kunst om je moeilijke vak in begrijpelijke taal uit te leggen aan leerlingen van een basisschool. Het beeldend maken van reuma was voor ons de grootste uitdaging. Sommige onderzoekers waren na zo’n les helemaal uitgeput, anderen hadden het liefst ter plekke nog tien experimenten uitgedacht.”
De onderzoekers zijn aan het verkennen of ze het project verder gaan uitrollen. “Het pilotproject ‘Wetenschap de klas in!’ is nu afgerond. Maar we vinden het zelf zo’n waardevol project dat we het eigenlijk graag verder willen uitbouwen tot een volwaardig onderwijsproduct. En dat willen we dan graag beschikbaar stellen aan andere reumagroepen die onderwijsactiviteiten willen ontplooien”, aldus Koenders.
Wil je meer weten over reuma? Kijk dan in de rubriek Reuma van A tot Z.