Zodra je een tablet tegen pijn doorslikt, komt het in de maag terecht. Het maagzuur daar is bedoeld om voedsel af te breken. Sommige geneesmiddelen kunnen goed tegen maagzuur, maar er zijn er ook die door het maagzuur worden afgebroken en daarmee ineffectief worden. Een truc om het geneesmiddel tegen maagzuur te beschermen is om een beschermende laag om het geneesmiddel aan te brengen. Die beschermende laag lost pas op als het geneesmiddel in de darmen is. Zo blijft het geneesmiddel beschermd tegen maagzuur.

Opname vanuit de darmen

Een geneesmiddel dat de maag heeft ‘overleeft’, komt in de darm terecht. De  tablet is dan helemaal opgelost, waardoor het geneesmiddel in aanraking komt met de darmwand. Sommige geneesmiddelen gaan uit zichzelf door de darmwand heen en komen vervolgens in een van de vele bloedvaten terecht die om de darmwand zitten. Andere geneesmiddelen worden geholpen om door de darmwand heen te komen: op de darmwandcellen zitten namelijk een soort chemische ‘pompjes’ die het geneesmiddel door de darmwand heen pompen, waarna ook deze in het bloed terecht komen. Ondanks al deze slimme systemen van het lichaam zijn er grote verschillen in hoe goed geneesmiddelen opgenomen worden vanuit de darmen. Paracetamol wordt bijvoorbeeld heel goed opgenomen, terwijl de botontkalkingsmiddelen alendroninezuur en risedroninezuur heel slecht worden opgenomen. Mensen die deze middelen slikken, moeten deze tabletten op nuchtere maag innemen om de opname te vergemakkelijken.

Bescherming tegen mogelijk giftige stoffen

Eenmaal opgenomen uit de darmen zit het geneesmiddel eindelijk in ons bloed. En dan komt meteen weer een uitdaging. Bijna alle bloedvaten die van de darmen afkomen, moeten eerst langs de lever, voordat ze in het hart terechtkomen en vanaf daar worden verspreid over het hele lichaam. Onze lever beschermt ons tegen mogelijk giftige stoffen en checkt ook of die niet in het bloed zitten. Als de lever wordt gealarmeerd, probeert hij met behulp van chemische reacties die stof onschadelijk te maken. Geneesmiddelen ziet de lever als mogelijk giftige stoffen die onschadelijk moeten worden gemaakt. Maar ook de lever kan niet alles tegelijk en heeft een maximale capaciteit. Vandaar dat er, als je voldoende doseert, nog genoeg geneesmiddelen door de beveiliging heen schieten. Neem bijvoorbeeld paracetamol. Van alle paracetamol die in de darmen is opgenomen, blijft 70% over nadat het voor de eerste keer langs de lever is gegaan.

Via het hart door het hele lichaam

Gelukt! Het geneesmiddel is opgenomen vanuit de darm, zit in het bloed, is de lever gepasseerd en bereikt eindelijk het hart. Vanuit ons hart wordt het geneesmiddel via onze bloedsomloop door het hele lichaam gepompt. Van onze grote teen tot aan ons kruin! Ook hier gaat het niet bij elk geneesmiddel hetzelfde. Sommige geneesmiddelen vinden het heerlijk in het bloed en blijven daar bijna de hele tijd zitten. Andere geneesmiddelen vinden het bloed helemaal niets en gaan bijvoorbeeld liever in het lichaamsvet zitten. Ook niet elk geneesmiddel komt in de hersenen terecht. Om de bloedvaten in de hersenen zit namelijk een speciaal laagje cellen, die onze hersenen moeten beschermen. En deze cellen laten niet alle geneesmiddelen door. Sommige geneesmiddelen komen daar wel terecht, andere niet.

Omdat het geneesmiddel nu in het hele lichaam verspreid is, komt het ook aan bij de plek waar het zijn werk moet doen. Soms in het bloed, soms in bepaalde weefsels (zoals het hart, de longen of de hersenen). Echter, omdat het geneesmiddel overal in het lichaam komt, kan het ook gaan werken op plekken die je eigenlijk helemaal niet zou willen. Zo ontstaan er bijwerkingen. Neem bijvoorbeeld ontstekingsremmende pijnstillers, zij remmen de vorming van ontstekingsstofjes in het bloed. Maar omdat deze middelen ook de maag en de nieren terecht komen, kunnen zij ook bijwerkingen geven aan de maag en aan de nieren.

Het geneesmiddel wordt opgeruimd

Geneesmiddelen blijven niet oneindig in het lichaam: uiteindelijk plassen, poepen en zweten we het geneesmiddel het lichaam uit. Hierbij zijn twee organen belangrijk: de lever en de nieren. Zoals eerder beschreven is de lever een slimme chemische fabriek die mogelijk giftige stoffen onschadelijk kan maken. Bij elke hartslag wordt een deel van het bloed naar de lever gepompt. Daar zal de lever kijken of er mogelijke giftige stoffen zijn. Is dat het geval, dan zorgt de lever er met chemische reacties voor dat het geneesmiddel makkelijker uit te plassen is of dat het via de gal en de ontlasting ons lichaam kan verlaten.

Niet alle geneesmiddel worden via de lever afgebroken. Sommige geneesmiddelen laten zich niet door de lever afbreken. Gelukkig hebben we daarvoor onze nieren. Zij filteren ons bloed, en zorgen ervoor dat wat ons lichaam kwijt wil, via de urine wordt uitgeplast. Onze lever en onze nieren zorgen er dus voor dat er steeds minder geneesmiddel in het bloed zit. Er komt dan automatisch een moment dat er te weinig geneesmiddel in het bloed zit, waardoor het geneesmiddel minder gaat werken en uiteindelijk stopt met werken. Tot je het geneesmiddel opnieuw toedient en het hele verhaal weer van voren af aan begint. Er zijn echter grote verschillen hoe snel een geneesmiddel wordt afgebroken en uitgescheiden: dat is dan ook de reden waarom je sommige geneesmiddelen een paar keer per dag moet innemen (worden snel afgebroken) en andere geneesmiddelen slechts wekelijks (worden langzaam afgebroken).

Andere toedieningsvormen

Dit artikel vertelt het verhaal van een tablet dat je via de mond (met een chic woord oraal) inneemt. Maar je kunt een geneesmiddel ook direct in het bloed via een injectie of infuus toedienen. Door het geneesmiddel direct in het bloed te spuiten, vermijd je de maag en darmen. Hierdoor heb je geen last van maagzuur of de mate van opname in de darmen. Al het geneesmiddel komt direct in het bloed terecht. Dat is een groot voordeel van injecteren. Een nadeel is natuurlijk wel, dat het minder makkelijk is dan een tabletje.

Daarnaast kun je een geneesmiddel ook lokaal toedienen: in de longen, ogen, op de huid of in de oren. Het voordeel daarvan is, dat het geneesmiddel geen reis door het hele lichaam maakt en daardoor geen bijwerkingen kan geven op plaatsen waar je het liever niet hebt.