Paul Klee, zijn sterfdag markeert Wereld Sclerodermie Dag, werd in Zwitserland geboren maar had de Duitse nationaliteit. Hij combineerde in zijn werk abstracte en figuratieve elementen met een uitgebalanceerde kleurtechniek. Klee sloot zich aan bij de kunstgroep Der Blaue Reiter, waartoe ook Wassily Kandinsky, Gabriele Münter en Franz Marc behoorden. Hij gaf schilderles aan het Bauhaus, eerst in Weimar en later in Dessau. In 1933 werd hij door de nazi’s gedwongen te vertrekken van de Academie van Düsseldorf, waar hij toen les gaf. Zijn werk werd net als dat van onder andere Marc Chagall, Wassily Kandinsky en Piet Mondriaan door de nazi’s beschouwd als ‘entartete Kunst’, kunst die niet aan de eisen van het nationaalsocialistische regime voldeed. Klee werd bestempeld als een ‘Galicische jood’ en ‘een culturele bolsjewiek’. Hij weigerde zijn Arische afkomst te bewijzen. “Zelfs als ik een jood was,” liet Klee weten, “zou dat mijn eigen waarde of die van mijn werk geen jota veranderen. Mijn eigen standpunt is dat een jood en een buitenlander niet minder intrinsieke waarde heeft dan een Duitser en een autochtoon.” Klee keerde terug naar Zwitserland en vestigde zich in Bern.

Naderende dood Paul Klee

Zijn werk Tod und Feuer (zie afbeelding hieronder) laat zien hoe sclerodermie zijn leven beïnvloedde. Het schilderij wordt gedomineerd door een gezicht dat zijn naderende dood voorspelt. De mond is geschilderd als de letter T, het rechteroog is een O, en het linkeroog en de neus vormen samen een D. De rode vlammen uit het hoofd symboliseren de brandende kenmerken van de ziekte. Het grijze gebied eronder verwijst naar de bevrijding van de kwelling van de ziekte.

Wereld Sclerodermie Dag

Hier en en nu

Op het graf van Klee staat: ‘Diesseitig bin ich gar nicht fassbar. Denn ich wohne grad so gut bei den Toten, wie bei den Ungeborenen. Etwas näher dem Herzen der Schöpfung als üblich. Und noch lange nicht nahe genug.’ (‘Ik kan niet gevangen zitten in het hier en nu. Want ik verkeer evenzeer met de doden als met de ongeborenen. Iets dichter bij het hart van de schepping dan gewoonlijk. Maar nog lang niet dicht genoeg.’) Deze woorden, door hem geschreven voor de catalogus van een tentoonstelling in München in 1920, zijn een voorbode van de kwelling van zijn laatste jaren.

Dit is het vierde deel van een serie over kunstenaars met reuma. Eerder schreven we over Auguste Renoir, Antoni Gaudí en ­Jean-Baptiste Camille Corot.